De beschouwingen van Tom-Jan Meeus in het NRC over ons politieke gedoe zijn vaak informatief en verhelderend. Vorig weekend las ik een mooie beschouwing over de benoeming van Tjeenk Willink als informateur, die dicht bij mijn visie staat.
Het punt waar Meeus over struikelt is de verhouding tussen de politiek en de bureaucratie. De politiek wil, sinds Fortuyn, dat het in Den Haag alleen nog om de burger draait. ‘Geen ambtenaar mag in de weg lopen van het idee dat de politicus optreedt als gekozene die slechts ten dienste van zijn stemmers staat’ (NRC, 3/4 juni, Weekend 21).
‘Krijgen ambtenaren een stem omdat politici het niet meer weten’
Nu mogen de zwijgende ambtenaren een contrapunt leveren voor de macho-politiek. Zou het zo zijn? Dat ons systeem werkt met politieke leiding en een belangrijke ambtelijke uitvoering is inderdaad ‘een nuttige aanvulling op ons ‘democratiebegrip’. Maar krijgen ambtenaren nu een stem, omdat de politici het niet meer weten? Het is een tijd waarin veel verkiezingen zijn, dus de aandacht voor de relatie kiezer en gekozene is groot.
Het ordelijk verloop van de dingen in het land heeft minder te maken met de discussies in het parlement dan vaak wordt gedacht. Wat moet een gekozen politicus eigenlijk doen? Het lijkt mij dat hij vooral richting moet geven, richting in debat, in ontwikkelingen. Het is ooit een aantal jaren geleden in een SCP-publicatie zo verwoord.
Daar begint mijn kritiek op het stuk van Meeus: hij acht de discussie die de politieke leiders urenlang hebben gevoerd over de details van het migratievraagstuk op vijfenhalf A-4 een bewijs van gezondheid van ons bestel. Ik heb daarover twijfels. Politici moeten zich niet te veel met details van uitvoering bezig houden. Zij moeten richting geven en ruimte laten voor uitwerking en realisatie.
‘Het probleem schuilt in de ‘verbestuurlijking’ van de politiek’
Meeus weet ook niet of dit tot een kabinet leidt. Hij vermeldt ook met enige zorg dat een soortgelijke notitie over klimaatbeleid en energietransitie niet tot stand is gekomen. Mijn beeld is dat het probleem schuilt in de ‘verbestuurlijking’ van de politiek. In het Jaarverslag van 2007 van de Raad van State schrijft de voorzitter, Tjeenk Willink, over de ordeningsprincipes in het openbaar bestuur: het bureaucratische en bedrijfsmatige. Als die de normatieve aansturing gaan overheersen, ‘resteert een risicomijdend systeem, zonder aansturing en zonder creativiteit, maar met een eigen dynamiek: de bureaucratisch bedrijfsmatige logica.’ (Jaarverslag RvS 2007, p.17)
Ik lees: de politieke aansturing is van belang, maar in gezonde balans met de bureaucratie. Zeker, ambtenaren moeten het idee dat het volk soeverein is niet in de weg lopen, want het zijn populistische tijden. Juist daarom zijn Meeus en ik blij met de keuze voor informateur Tjeenk Willink. Tegelijk illustreert het ook een probleem, namelijk dat de politici zich zullen moeten gedragen als richtinggevers, met een behoorlijk inzicht in wat kan en wat niet kan.
Meeus heeft gelijk als hij de rol van Tjeenk Willink ziet als de revanche van de Haagse topambtenaar. Het is een beetje ongelukkig beeld, want de populistisch geneigden zullen hem hierom lastig tussen de benen lopen. De informateur moet evenwel politieke richtingen en praktische realisatie vangen in een regeerakkoord. Dat vraagt dat iedereen zijn rol kent, dus dat de informateur de politiek weerhoudt van te veel interesse in details.
Geef een reactie