In deze artikelenreeks vertellen medewerkers en managers bij de overheid over wat inclusie voor hen betekent en hoe die visie hen stuurt in de uitvoering van hun werk. In deel drie: Sylvo Thijsen, directeur van Staatsbosbeheer. ‘Als je mensen echt wilt helpen, verdiep je dan in hun culturele en sociale context en stel ze in staat om daar (mede) zelf sturing aan te geven.’
Als ik er zo op terugkijk, speelde een bepaalde mate van inclusie al heel vroeg een rol in mijn leven. Al heette het toen nog geen inclusie. Ik was de oudste in ons gezin thuis en ben altijd aangemoedigd om de wereld te ontdekken, om in alle breedte en openheid te genieten van wat er op me afkomt en daarmee mijn toegevoegde waarde voor de samenleving te vinden. In mijn opvoeding stond het zijn van een goed mens en zorgen dat je wat kan betekenen voor je naasten centraal. Ik ging, mede door die opvoeding, na mijn middelbare school naar de Wageningen Universiteit om daar landschapsarchitectuur te studeren. ‘Wageningers’ worden een beetje opgeleid als ‘wereldverbeteraars’, die met hun kennis andere mensen willen helpen om onze leefomgeving gezonder en groener te maken.
Culturele context
Ik kwam tijdens mijn praktijktijd er achter dat de werkelijkheid meerdere gezichten heeft. In de Sahara maakte ik studie van oases en plannen voor agro-forestry, landschapsontwikkeling en irrigatie. Ik ging daar naartoe met het idee dat ik daar echt iets goeds kwam doen. Maar terwijl ik probeerde de Nederlandse lessen daar toe te passen, merkte ik dat het gewoon niet werkte.
‘De stamoudsten zaten niet te wachten op een Nederlandse student’
Europeanen werden daar door het verleden als een bedreiging gezien, en zoiets ijlt echt nog generaties na. En nu zou een Nederlandse student hen vertellen hoe ze iets moesten doen. Daar zaten de stamoudsten natuurlijk helemaal niet op te wachten. Dat het voor ons technisch volstrekt helder en duidelijk was wat er moest gebeuren om de irrigatie daar beter te plannen en te organiseren, werkte totaal niet. Het was hun land en hun samenleving met daarin veel tribal issues, allemaal zaken waar ik heel weinig van af wist of in de gaten had. Daarmee leerde ik een belangrijke les: als je mensen echt wilt helpen, en hun samenleving verder wilt brengen, verdiep je in hun culturele en sociale context en stel ze in staat om daar (mede) zelf sturing aan te geven.
Mijn definitie van een inclusieve samenleving is mede daardoor gevormd. Een inclusieve overheid is voor mij een overheid die mensen in staat stelt om zelf te ontdekken wat hun toegevoegde waarde kan zijn voor de samenleving. En als je zelf echt van toegevoegde waarde wilt zijn, dan doe je dat samen met anderen en neem je de omgeving mee in de omgeving die je beter en gezonder wilt maken. Dat is ook wat ik als directeur in mijn organisatie probeer voor elkaar te krijgen. Staatsbosbeheer is een hele bijzondere organisatie. We beheren voor meer dan de helft van alle Nederlandse bos- en natuurgebieden. En het is daarom heel belangrijk een balans te zoeken tussen buiten en binnen. Buiten met de miljoenen bezoekers van onze bossen, binnen met onze medewerkers in onze organisatie. Dat proberen we op drie verschillende manieren te doen.
Het bos is voor alle Nederlanders
We zorgen dat onze bos- en natuurgebieden voor iedereen, als de natuur en het seizoen het toelaten, toegankelijk zijn. Door te investeren in de natuur, maar ook juist in het beheer daarvan maak je de natuurlijke omgeving een plek waar iedereen van kan genieten. Het is een plek voor jong en oud waar je mensen verbindt met de natuur. En iedereen kan op zijn eigen manier invulling geven aan de mogelijkheid om daar gebruik van te maken. Een fijne, gezonde buitenruimte is een fysiek onderdeel dat een inclusieve overheid kan leveren.
Thuis in de streek
Sinds de decentralisatie van het natuurbeleid in 2013 is Staatsbosbeheer veel meer lokaal gericht. Om die decentralisatie te realiseren, moesten we omdenken en veel van onze werkwijzen fundamenteel veranderen. De organisatie is meer naar buiten getreden en we zijn veel meer open dan voorheen. We kregen echt te maken met een andere werkelijkheid, waarin we plotseling twaalf provincies als opdrachtgever hadden naast de eigenaarsrol van het rijk.
‘We hebben de boswachters meer in beeld gebracht’
Om handen en voeten te geven aan die nieuwe werkelijkheid, hebben we ons veel dieper richting de samenleving begeven, in direct contact met burgers en gemeenten. We hebben de boswachters in beeld gebracht, in plaats van de directeuren. Het publiek ziet hen echt als de rangers en zo hebben we een spreekbuis richting de samenleving en de samenleving richting ons. Hierdoor kunnen we zorgen voor de natuur, maar staan we tegelijkertijd in verbinding met de mensen die van de natuur gebruik maken en weten we waar we kunnen verbeteren.
Binnenwerk
Maar ook binnen onze organisatie investeren we echt in inclusie. We zetten mensen in op de dingen waar ze goed in zijn en proberen daarover actief met hen het gesprek aan te gaan. Zij krijgen de mogelijkheid om hun eigen toegevoegde waarde voor de organisatie te creëren en daarin worden ze ondersteund. Zowel voor buiten in de terreinen als binnen op kantoor. We proberen verschillende mensen te laten landen in onze organisatie op een plek die hen past. Zo hebben we bijvoorbeeld vele honderden collega’s van Binnenwerk, in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een passende plek in het beheer van onze terreinen gegeven.
De inclusieve overheid is voor mij een overheid die ervoor zorgt dat alle mensen de ruimte krijgen en de verantwoordelijkheid kunnen nemen om zich in te zetten voor de samenleving en zo, ieder op zijn eigen manier en op eigen kracht, van toegevoegde waarde te zijn.
Geef een reactie