Goede schuldhulpverlening is laagdrempelig en toegankelijk en neemt de belangen van de burger serieus. Ook is het transparant en betrouwbaar en ligt er een redelijke afweging aan ten grondslag. Helaas blijkt dat niet alle gemeenten in gelijke mate aan deze ‘behoorlijkheidsnormen’ voldoen. Gemeenten kunnen beter. Bijvoorbeeld als het gaat om schuldhulp-verlening aan de groeiende maar kwetsbare groep zzp’ers of de grote groep inwoners die onder de radar blijft. Dat blijkt uit het rapport Een open deur? Het vervolg van de Nationale ombudsman.
De Nationale ombudsman hield de afgelopen maanden een enquête over schuldhulpverlening onder 298 gemeenten in Nederland, waarop namens 251 gemeenten is gereageerd. De aanleiding was eerder onderzoek waaruit naar voren kwam dat gemeenten de toegang tot schuldhulp konden verbeteren. Bovendien bleven er klachten binnenkomen van burgers die zich door hun gemeente onheus behandeld voelden. ‘Het belang voor gemeenten om hun schuldhulpverlening op orde te hebben, is groot,’ aldus Nationale ombudsman Reinier van Zutphen (zie foto, Arenda Oomen). ‘In Nederland hebben 1,4 miljoen huishoudens problematische schulden of lopen een risico daarop. Dat is een enorm aantal. Problematische schulden wil zeggen dat inwoners niet genoeg geld hebben om hun rekeningen of huur te betalen, hun kinderen op schoolreis te sturen of aan het einde van de maand boodschappen te doen. Voor alle duidelijkheid, de meeste van ons hebben schulden, bijvoorbeeld in de vorm van een hypotheek. Maar in dit geval gaat het om schulden die niet meer zijn op te lossen.’
Reuring!Café over schulden
De Vereniging voor OverheidsManagement (VOM) organiseert in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de 87ste editie van Reuring!Café. De titel: ik wil van mijn schulden af, maar de overheid zit in de weg! De gasten van dit Reuring!Café zijn:
- Maarten Schurink, secretaris-generaal bij het ministerie van BZK
- Bernard ter Haar, directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie bij het ministerie van SZW
- Daan Hoefsmit, voorzitter Raad van Bestuur bij het Centraal Administratiekantoor (CAK)
- Roy Budjhawan, head of Impact Finance bij de ING
- Roeland van Geuns, lector Armoede Interventies bij de Hogeschool van Amsterdam
Voor meer informatie en aanmelden, ga naar onze agenda.
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zegt dat gemeenten hun inwoners moeten helpen met het oplossen van hun schulden. Van Zutphen: ‘Het punt is dat de Wgs een kaderwet is. Dat wil zeggen dat gemeenten zelf invulling mogen geven aan de manier waarop ze hun inwoners helpen.’ Toch zijn er volgens hem behoorlijkheidsnormen waaraan de gemeenten moeten voldoen. ‘Die normen omschrijven wat burgers in redelijkheid van de gemeente mogen verwachten. We hebben het dan over: laagdrempeligheid en toegankelijkheid; oog voor de belangen van de burger; transparantie en betrouwbaarheid en de vraag of gemeenten een redelijke afweging hebben gemaakt.’
Rechtszekerheid
Uit de enquête van de Nationale ombudsman komt een redelijk positief beeld naar voren (zie hieronder). Er gebeurt van alles op het gebied van schuldhulpverlening en dat is een goede ontwikkeling. ‘Maar,’ zegt Van Zutphen, ‘er zijn ook aandachtspunten. Zo blijkt dat gesprekken face-to-face plaatsvinden maar of die op de goede manier worden gevoerd weten we niet. Ook laat het onderzoek zien dat 67 procent van de gemeenten de toepassing van weigeringsgronden in 2017 heeft moeten schatten. En gissen is niet weten.’ Wat de ombudsman betreft zijn er drie zaken die snel aandacht van de gemeenten behoeven. ‘De eerste is het groeiend aantal zzp’ers. Het onderzoek laat zien dat gemeenten aan hen veel minder vaak hulpverlening toekennen, terwijl het om een kwetsbare groep gaat. We hechten er waarde aan dat gemeenten aanvragen zoveel mogelijk individueel beoordelen. De individuele situatie van een aanvrager moet worden meegenomen.
Het tweede punt betreft de rechtszekerheid van aanvragers. ‘Wat blijkt? Niet alle gemeenten delen een beslissing op een aanvraag schriftelijk aan de aanvrager mee. Sterker nog, 33 procent van de gemeenten deelt de afwijzende beslissing uitsluitend mondeling mee en 17 procent van de gemeenten delen de toelatingsbeslissingen slechts mondeling mee. Terwijl een schriftelijke beschikking in onze ogen een minimumvereiste is.’
Het laatste punt betreft de groep mensen die zich voor een intakegesprek aanmeldt maar waarmee uiteindelijk geen gesprek wordt gevoerd. Van Zutphen: ‘Maar wat gebeurt er met die mensen? Ze zitten in de problemen maar komen dus niet in een hulverleningstraject terecht. Het gaat om een percentage van bijna 30 procent. Dat moet omlaag.’
Sowieso is aandacht nodig voor mensen met schulden die onder de radar blijven, vindt hij. ‘Bij de aan dit onderzoek deelnemende gemeenten zitten ‘maar’ 150.000 mensen in de schuldhulpverlening (nota bene: dit is dus geen landelijk cijfer, red.). Wat gebeurt er met de rest? We weten het niet. Je moet je voorstellen: we hebben het over mensen die in sommige gevallen niks meer hebben. En dus ook niks te verliezen hebben. Mensen die er in zo’n geval belang bij hebben om door de overheid niet gekend te worden. Sommigen van hen hebben bovendien kinderen. De Kinderombudsman heeft vorig jaar een rapport uitgebracht over de vraag wat armoede doet met kinderen. Heel belangrijk om te weten: kinderen van ouders met schulden lopen een groter risico om later als volwassene zelf schulden op te bouwen. Daar moet je iets aan doen, bijvoorbeeld door begeleiding van de ouders en via school.’
Integrale blik
Het zou goed zijn, aldus Van Zutphen, als gemeenten een professionaliseringsslag maken en een integrale blik ontwikkelen: wat is er met die persoon aan de hand in de meest brede zin van het woord? ‘Schulden komen zelden alleen. Vaak gaan ze gepaard met andere problematiek, zoals huiselijk geweld en dergelijke.’ Toch wil hij niet somberen want er gaat er ook veel goed. Bovendien laten andere decentralisaties zien dat tijd een belangrijke factor is. ‘Kijk maar naar die van de zorg. Her en der zijn er geslaagde operaties maar ze zijn er nog lang niet.’
De Nationale ombudsman zal gemeenten een individuele terugkoppeling geven over de vraag waar verbetering mogelijk is. Van Zutphen: ‘Ook gaan we gemeenteraden aansporen om kritische vragen te stellen aan hun college. In ons onderzoek geven we vooral het beeld van gemeenten zelf weer. Maar belangrijker is om te weten wat er echt gebeurt. Raadsleden die aan de wethouder vragen: hoe doen we dat eigenlijk?
Over het onderzoek van de Nationale ombudsman:
- Laagdrempelig en toegankelijk
De enquête van de Nationale ombudsman laat zien dat een groot deel van de gemeenten de mogelijkheid biedt een persoonlijk aanmeldgesprek te hebben (97 procent), het eerste gesprek binnen twee weken (72 procent) of vier weken (81 procent) voert, beschikt over meerdere locaties waar het eerste gesprek kan plaatsvinden en geen voorwaarden vooraf stelt aan het eerste gesprek (80 procent). Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat niet duidelijk is of dat persoonlijk gesprek altijd face-to-face plaatsvindt, op welk moment in het aanmeldings- en toelatingsproces dat gesprek plaatsvindt en of de gemeenten die het huisbezoek als mogelijkheid aanbieden, standaard een huisbezoek afleggen of dat dit alleen op verzoek of onder voorwaarden mogelijk is. - Oog voor het belang van de burger
Uit de enquête komt naar voren dat de meeste gemeenten aanvragers verwijzen voor ondersteuning bij het op orde brengen van hun administratie en het verzamelen van gegevens en bewijsstukken (94 procent), proberen contact te leggen met een aanvrager die niet op een afspraak verschijnt (95 procent tot 98) en het aanmeldgesprek laten voeren door een medewerker met basiskennis van de schuldhulpverlening (in 80 procent tot 95 procent van de gemeenten). Desondanks is er een uitvalpercentage van bijna 30 procent, waar het gaat om het aantal aanmeldingen voor een eerste gesprek en het aantal intakegesprekken dat plaatsvindt. - Redelijke afweging
Uit dit onderzoek komt naar voren dat tweederde van de gemeenten weigeringsgronden voor de verschillende doelgroepen in haar beleid heeft opgenomen. Een derde van de gemeenten heeft dat niet. In de praktijk blijken de weigeringsgronden echter niet altijd te worden toegepast. Er wordt dan toch schuldhulpverlening toegekend. Het vaakst gebeurt dit voor personen die korter dan twee jaar geleden schuldhulpverlening ontvingen, die geen stabiel inkomen hebben, die fraudeschulden hebben. Voor de groep zelfstandigen wordt veel minder vaak een uitzondering gemaakt. Opvallend is verder dat 67 procent van de gemeenten de toepassing van weigeringsgronden in 2017 heeft moeten schatten en daar dus kennelijk geen exacte cijfers van heeft. - Transparant en betrouwbaar
Dit onderzoek laat zien dat niet alle gemeenten de beslissing op de aanvraag schriftelijk aan de aanvrager meedelen. 33 Procent van de gemeenten deelt de afwijzende beslissing uitsluitend mondeling mee. En 17 procent van de gemeenten delen de toelatingsbeslissingen slechts mondeling mee. In die gevallen ontvangt de aanvrager geen schriftelijke motivering van de beslissing en wordt hij niet schriftelijk gewezen op de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Bron: Publiek Denken
Geef een reactie