Het verval der instituties is zichtbaar. Er is weinig vertrouwen meer in de politiek en de kabinetsformatie neemt inmiddels cabareteske vormen aan. Kerkelijke organisaties hebben aan gezag ingeboet. Banken, verzekeraars en woningcorporaties zijn van hun voetstuk gevallen en de riante salarissen en bonussen in de top van de bestuurslagen stuiten op veel weerstand binnen de samenleving. Kunnen we nog wel vertrouwen hebben in het openbaar bestuur als hoeder van onze veiligheid? Daar zijn kritische kanttekeningen bij te plaatsen.
De regionalisering van de brandweer leidde enkele jaren geleden al tot verzet. Het aantal spoedeisende hulpposten in ziekenhuizen loopt terug. De nationale politie heeft door de centralisatie aan kwaliteit ingeboet. Dagelijks berichten de media daarover. In de provincie is de politie al onzichtbaar geworden. De krijgsmacht is in verval geraakt door stelselmatige bezuinigingen. Het interen op de kwaliteit van de hulpdiensten baart zorgen, zeker in een tijd dat de maatschappij steeds onstuimiger wordt en het hulpverleners vaak onmogelijk wordt gemaakt hun werkzaamheden uit te voeren.
Wat staat ons te wachten bij grootschalige crisissituaties?
Nog zorgwekkender is de manier waarop ons veiligheidsbestel de laatste jaren is ingericht. Het is een spaghetti aan organisaties en overlegorganen geworden die al polderend trachten een ramp of crisis aan te pakken. Bij kleine incidenten gaat het al mis. Wat staat ons te wachten bij grootschalige crisissituaties? Een decennium geleden wilde de toenmalige minister van BZK, mevrouw Guusje Terhorst, de rampenbestrijding en crisisbeheersing in Nederland verbeteren en daaruit zijn vijfentwintig veiligheidsregio’s voortgekomen. Een misrekening van formaat! Dit heeft geleid tot een uitholling van de kennis en vaardigheden op gemeentelijk niveau. De Commissarissen van de Koning zijn buiten spel gezet. De regio’s richten zich slechts op traditionele rampenbestrijding (brandweer- en geneeskundige zorg), terwijl het noodzakelijk is de aandacht veel meer te richten op moderne crisisbeheersing. De veiligheidsregio werkt kostenverhogend, kent te weinig publiek-private samenwerking en geeft verwarring binnen de Nederlandse gezagsstructuur.
De aanpak van crisissituaties in Den Haag leidt evenmin tot optimisme en stokt veelal in bureaucratie en reputatiemanagement. Er is een voortdurende machtsstrijd tussen departementen waardoor het vakdepartement van Veiligheid en Justitie en het Ministeriële Comité Crisisbeheersing hun taken niet goed kunnen uitvoeren. De kredietcrisis, de aardbevingsproblematiek en de vluchtelingencrisis zijn niet opgenomen in het nationale risicoprofiel en worden niet via een multidisciplinaire crisisstructuur aangepakt. Het is schrijnend te zien hoe er omgegaan wordt met de ‘Groningers’, de Q-koorts populatie en de tuinders die geleden hebben onder de hagelschade. Op departementaal niveau is er weinig praktijkervaring en geen ‘operationele mindset’. Er worden geen hechte crisisteams geformeerd, maar gelegenheidsgezelschappen die elkaar niet of nauwelijks kennen en met een voorstelrondje beginnen terwijl de eerste slachtoffers al zijn gevallen.
Bestuurders en politici reageren reactief
Bestuurders hebben een prominente rol bij crisismanagement. Zij worden daar echter niet voor opgeleid en dan geldt het adagium van ‘iets dat je zelden doet, doe je zelden goed’. Bestuurders en politici reageren reactief. Na een ramp is men geschokt en dat leidt achteraf vaak tot ineffectieve maatregelen. Bij de aanpak van terreurbestrijding is dat treffend zichtbaar. De publieke sector kan veel leren van het bedrijfsleven waar het crisismanagement wordt overgelaten aan goed opgeleide en ervaren professionals.
Ook toezichthouders en inspectieorganen (veelal oud-bestuurders) zijn deelgenoot van het probleem. Door het ontbreken van een normenkader voor crisisbeheersing kunnen zij niet toetsen of organisaties wel goed zijn voorbereid. Evaluatierapporten worden daardoor inhoudsloos.
Het huidig veiligheidsbestel is ondoorzichtig, kwetsbaar en aan hervorming toe. We kunnen zo niet door blijven gaan. Dat kan de veiligheid van onze burgers ernstig in gevaar brengen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid, de Stichting Maatschappij en Veiligheid of wellicht een parlementaire onderzoekscommissie moet het gehele (bestuurlijke) stelsel van crisisbeheersing en rampenbestrijding maar eens onder het vergrootglas leggen. Dat kan het nieuwe kabinet een mooi manifest in handen geven om een solide en meer robuust veiligheidsbestel te bouwen. Daarmee kunnen toekomstige (complexe) crisissituaties veel beter worden getrotseerd. Het is inmiddels twee voor twaalf. Het zou triest zijn wanneer we pas tot deze conclusie komen na een catastrofale gebeurtenis welke Nederland anno 2017 zo maar zou kunnen treffen.
Geef een reactie