Nu de verkiezingen voor de Tweede Kamer in aantocht zijn wenden politici zich weer actief tot de burger. Na de verkiezingen trekken zij zich echter snel terug in bestuurlijke achterkamers, stellen Peter van Hoesel en Rob van Engelenburg. Voldoet het huidige democratische systeem nog wel, in een samenleving waarin burgers en overheid in min of meer verschillende werelden leven?
Medio maart mogen we weer kiezen, dit keer voor de Tweede Kamer. Keuze genoeg met 37 partijen, het hoogste aantal in ruim 100 jaar. Met bij de nieuwkomers uitdagende namen als: Partij 18Plus, OPA, Groen Rechts, de Feestpartij, Volt en Nexit.
Het gaat om vele keuzes bij de verdeling van veel geld (pakweg 350 miljard euro), om de mate waarin maatschappelijke problemen succesvol kunnen worden aangepakt en om de gevolgen van het beleid op onze woon-, werk- en leefsituatie. Als kiezer word je daarbij voor vele dilemma’s gesteld, want je kunt maar op één partij stemmen. Op welke partij je ook stemt, je moet accepteren dat die partij ook voor allerlei zaken pleit waar je heel anders over denkt. Vervolgens moet je ook nog maar afwachten wat er terechtkomt van programmapunten die je juist wel aantrekkelijk vindt.
‘Zodra de kiezersbuit binnen is, trekken politici zich terug in bestuurlijke achterkamers’
In de aanloop naar de verkiezingen zien we steeds een opvallende rituele dans ontstaan, die weinig te maken heeft met de normale gang van zaken in de politiek. Bestuurders, politici en politieke partijen wenden zich dan actief naar de burgers, lees de kiezers. Verleiding, benadrukken van verschillen met andere partijen en behendigheid in debatten staan dan centraal om in de gunst te komen. Na de verkiezingen ebt dit fenomeen weer snel weg en trekken de politici zich terug in de bestuurlijke achterkamers. De kiezersbuit is binnen en vervolgens wil men de komende vier jaar liever geen burgerinbreng meer, want dat is tijdrovend en beperkt bovendien de ruimte om tot concrete (en nogal eens opportunistische) keuzes te komen. Je zou dit proces kunnen aanduiden als een politieke ‘protestpolka’ met de burgers.
Loze verkiezingsbeloften
De verkiezingsprogramma’s worden samengesteld door een klein groepje prominente leden van de partij en vervolgens voorgelegd aan alle leden (over alle partijen opgeteld gaat het in totaal om ca. 2 procent van alle kiesgerechtigden).
Amendementen moeten door de leden nogal eens zwaar worden bevochten en de meeste amendementen sneuvelen dan ook. Een voorbeeld: een aantal voorstanders van een basisinkomen bij de PvdA is er ondanks hun gedegen onderbouwing niet in geslaagd om dit punt in het verkiezingsprogramma te krijgen. Dit roept de vraag op hoe representatief zo’n programma eigenlijk is voor de achterban.
‘Lijsttrekkers doen tijdens de campagne nogal eens beloften die later onhaalbaar blijken’
De verkiezingsprogramma’s zijn zodanig opgesteld dat de gemaakte keuzen vanzelfsprekend lijken, waarbij de positieve aspecten worden overbelicht en nogal eens worden overdreven, terwijl de negatieve aspecten niet of nauwelijks naar voren komen, waardoor de kiezer later geconfronteerd wordt met heel wat teleurstellingen. Bovendien zijn ze optimistisch van toon, waardoor ze nauwelijks anticiperen op mogelijke tegenvallers.
Los daarvan doen lijsttrekkers tijdens de campagne nogal eens beloften die later onhaalbaar blijken. Denk aan het afschaffen van het kwartje van Kok, de 1000 euro van Rutte en de 10.000 euro voor 18-jarigen van Klaver, met als gevolg nog meer teleurstellingen. Dit verschijnsel is van alle tijden. Van Kooten en De Bie dreven er in hun rol als Jacobse en Van Es al in 1980 de spot mee met hun slogans ‘Geen gezeik, iedereen rijk’ en ‘Samen voor ons eigen’.
De meeste politieke partijen laten hun programma’s doorrekenen door het CPB. Het zou daarnaast een goed idee zijn als politieke partijen de realisatie van hun voorgaande programma’s eens laten evalueren door bijvoorbeeld het SCP, daar kunnen ze vast veel van leren ten behoeve van hun nieuwe programma.
Keuzestress
Wat zijn de motieven van kiezers om voor een bepaalde partij te kiezen? Grotendeels heeft dat weinig met de inhoud van de programma’s te maken. De partijkeuze is van huis uit meegekregen, uit gewoonte, opportunistisch, bepaald door persoonlijke voorkeur voor een lijsttrekker, bedoeld als een proteststem, strategisch om een andere partij dwars te zitten. Deels ook gaat het om de inhoud, waarbij keuzestress een rol speelt omdat voor kiezers belangrijke zaken elkaar stevig in de weg kunnen staan. We geven een paar voorbeelden.
Je bent voor een sterke defensie, maar tegen inleveren van soevereiniteit. Als je aan het laatste vasthoudt is het versterken van de nationale defensie heel wat lastiger dan samenwerking binnen een Europees leger. Je krijgt daardoor een minder sterke defensie dan je had gewild.
Of je bent tegen marktwerking in de zorg, maar wil tegelijkertijd de kosten beheersen. Dan krijg je het lastig om een partij te vinden die dat kan waarmaken.
Of je wilt minder criminaliteit maar bent tegen legalisering/regulering van drugs. Zolang drugs illegaal blijven, zal de criminaliteit verder groeien, want daar is veel geld mee te verdienen. Wat de bestrijding betreft blijft het dan dweilen met de kraan open.
‘Een systeem met deelprogramma’s kan ervoor zorgen dat een kiezer niet lang hoeft te kiezen tussen verschillende kwaden’
Dit alles doet de vraag rijzen of het huidige democratische systeem wel voldoet in een samenleving waarin burgers en overheid min of meer in twee verschillende werelden leven.
Aanpassingen blijken lastig te realiseren, zoals we al hebben gezien met betrekking tot referenda, dus het zal minstens zo lastig zijn om veranderingen te realiseren, zoals bijvoorbeeld direct kiezen van bestuurders door burgers, kiezen per thema in plaats van moeten kiezen voor alle thema’s tegelijk, open beleidsontwikkeling waarbij burgerparticipatie voorop staat, systematische verantwoording van wat er gedaan wordt met resultaten van beleidsevaluaties, verplichting tot zorgvuldige ex ante evaluaties, systematisch afschaffen van obsoleet beleid of elk beleidsvoorstel voorzien van een toets op onnodige complexiteit.
Meer grip op beleid
We werken een van deze punten wat nader uit. Je zou politieke partijen kunnen vragen om hun programma’s in te delen in bijvoorbeeld 5 deelprogramma’s, waarbij ze dan allemaal dezelfde indeling toepassen. Je zou dan ook per deelprogramma een kandidatenlijst kunnen presenteren, met voor elk deelprogramma een andere een lijsttrekker. Hoe zou zo’n indeling eruit kunnen zien?Bijvoorbeeld als volgt:
- sociaaleconomisch beleid (belastingen, uitkeringen, pensioenen, arbeidsrecht)
- publieke dienstverlening (onderwijs, wetenschap, cultuur, zorg, sociale huisvesting)
- leefomgeving (ruimtegebruik, infrastructuur, milieu)
- rechtsstaat (justitie, politie, defensie, inlichtingendiensten, vreemdelingenbeleid, integratie)
- internationaal beleid (Europa, globalisering, ontwikkelingssamenwerking, conflictbeheersing, energietransitie)
Meerdere keuzes over meerdere partijen en themavelden sluiten beter aan bij de inhoudelijke wisselende voorkeuren van kiezers dan de huidige ‘winner takes all’ benadering. Burgers krijgen zo meer grip op de inhoud van het beleid in de komende regeerperiode.
Een bezwaar dat tegen zo’n systeem kan worden ingebracht is dat de keuzes op vijf gebieden vervolgens nog wel in een sluitende begroting moeten worden gepast. Maar dat lijkt niet moeilijker dan wanneer er een coalitie met vier of meer partijen moet worden gesmeed. Sterker, omdat de kiezers duidelijke inhoudelijke keuzen hebben gemaakt zal dat de onderhandelingen over een coalitie juist makkelijker maken.
Een systeem met vijf deelprogramma’s zou enorm helpen om niet langer te hoeven ‘kiezen tussen kwaden’. Het zou ons niet verbazen als de meeste mensen hun stem dan zullen spreiden over meerdere partijen. Dat komt niet alleen ten goede aan de democratie, maar ook aan beter beleid op elk van de genoemde terreinen.
Hadewych van Kempen
strategisch kennisadviseur zegt
Mooie ideeën, zeker. Wel ben ik een beetje teleurgesteld dat niemand voortborduurt op het advies van de commissie-Remkes (https://www.staatscommissieparlementairstelsel.nl/) dat toch na zorgvuldige consultatie en analyse tot stand is gekomen. Zou het misschien die zorgvuldigheid zijn waardoor het zo ongelooflijk weinig besproken wordt?