Een burgerbegroting is een van de manieren waarop burgers kunnen beslissen over een budget. In een reeks van drie artikelen presenteren we aantal belangrijke bevindingen van lopend Europees onderzoek naar burgerbegrotingen: DEMOTEC. Hierin worden lessen getrokken uit zeven deelnemende landen: Cyprus, Griekenland, Ierland, Polen, Roemenië, Schotland en Nederland. In dit artikel staan de lessen centraal uit een grootschalig deelonderzoek waar 27.000 mensen aan meededen.
De bekendste voorbeelden van burgerbegrotingen zijn die van Porto Alegre[1] in 1989 waar de burgerbegroting radicaal werd ingevoerd en die van Parijs[2] waar al jaren over grote bedragen participatief wordt besloten. Ook in Nederland kennen we de burgerbegroting in allerlei vormen en maten: van de Open Oproep in de Rotterdamse wijk Bospolder Tussendijken[3] en de burgerbegroting in Maastricht tot allerlei buurt- en wijkbudgetten die in sommige gevallen ook als burgerbegrotingen gezien kunnen worden (het hangt er een beetje vanaf hoe ze georganiseerd zijn).
Om meer te weten te komen over hoe mensen kijken naar burgerbegrotingen, wanneer ze wel of niet mee willen doen en hoe dat samenhangt met hun vertrouwen in de overheid, is een groot enquêteonderzoek gedaan in de DEMOTEC-landen. Deze enquête ging niet alleen over burgerbegrotingen, maar ook over burgerparticipatie in algemene zin, burgerberaden en referenda.
Drie bevindingen
Bevinding 1: grote verschillen tussen landen.
In Polen zijn mensen het meest bewust van het bestaan van burgerberaden, hebben de meeste mensen meegedaan en zijn mensen het meest bereid om mee te doen (77 procent). In andere landen zijn de cijfers heel anders. In Cyprus heeft het minste aantal mensen gehoord van burgerbegrotingen en in Nederland staan mensen, helaas, het minst open om mee te doen (38 procent).
Maar waarom zijn deze verschillen interessant? Hoewel er veel verklaringen te bedenken zijn, is het belangrijk om te benoemen dat Polen landelijke wetgeving voor burgerbegrotingen kent. Sinds 2019 zijn grote steden verplicht om minimaal 0,5 procent van hun begroting door een vorm van burgerbegrotingen te verdelen. En het is duidelijk te zien dat in Polen het bewustzijn groot is, maar ook dat het enthousiasme om mee te doen erg groot is!
Bevinding 2: lock-in effecten.
Bij het analyseren van de data zagen we dat bereidheid om mee te doen sterk afhangt van vergelijkbare factoren. Mensen die openstaan voor burgerbegrotingen staan ook open om mee te doen met burgerberaden of referenda. En mensen die een keer eerder hebben meegedaan, zijn vaker bereid om (nog een keer) mee te doen. Dit klinkt logisch, maar wijst op iets belangrijks: elke ervaring met een democratische vernieuwing – of ze nou groter of kleiner zijn – is belangrijk voor de toekomstige bereidwilligheid!
Bevinding 3: zelfvertrouwen is belangrijk, met name in Nederland.
Naast de lock-in effecten, zagen we dat gevoelens van zelfvertrouwen de belangrijkste invloed hadden op de bereidwilligheid van mensen om mee te doen. Zelfvertrouwen was belangrijk voor ‘meedoen’ bij wat voor vorm van participatie d ook, en het was belangrijk in alle landen. We maken nog twee verdiepingen op zelfvertrouwen:
- Ten eerste, voor alle mensen die deelnamen was zelfvertrouwen met name belangrijk voor het willen meedoen aan burgerbegrotingen. Voor lokale referenda zagen we geen effect van zelfvertrouwen, bij burgerberaden een minder groot effect.
- Ten tweede, het zelfvertrouwen was met name belangrijk voor de Nederlandse deelnemers. Variabelen die gingen over zelfvertrouwen waren de belangrijkste factoren voor de bereidwilligheid om mee te doen: in algemene zin, aan burgerbegrotingen, -beraden, -jury’s en lokale referenda.
De lessen en de perspectieven
De drie bevindingen lijken op het eerste gezicht niet zoveel met elkaar te maken te hebben. Toch zit er verbindende lijn tussen de drie. De lock-in effecten beschrijven we als ‘je bent binnen, wanneer je binnen bent’. Waarbij de overduidelijke vervolgvraag is: hoe zorg je dat iemand binnen kan komen? Vertrouwen, betrokkenheid en de bereidwilligheid om te participeren zijn complexe concepten. Ze zijn niet met een of twee best practices te verbeteren.
Maar wat de eerdergenoemde selectie aan bevindingen laat zien, is het volgende. Ten eerste, de combinatie van de lock-in effecten en de situatie die we zien in Polen, wijzen erop dat het gewoon worden van participatie, eventueel met een noodzakelijke juridische stok achter de deur, indirect kan bijdragen aan de bereidwilligheid om mee te doen. Eerder mee hebben gedaan, opvattingen hebben over andere vormen van democratische vernieuwing en er weet van hebben, maken allemaal uit. De kern lijkt er juist in te zitten dat het normaal is en in de mogelijke herhaling. Wat we in Polen zien met de verplichting tot burgerbegrotingen, zien we in Duitsland bijvoorbeeld met burgerberaden.[4]
Ten tweede, het gewoner laten worden, hangt ook samen met het zelfvertrouwen. Elinor Ostrom (2005) zei dat overheden bij burgers vaak twee dingen signaleren:
- ‘dat er alleen egoïstische acties op de korte termijn worden verwacht van gewone burgers’ en
- ‘dat burgers nauwelijks in staat zijn om complexe problemen op te lossen en dat professionals dat moeten doen.’ [5]
Deze twee citaten zijn wat ‘ruig’, maar ongetwijfeld herkenbaar. Veel beleid en regels zijn er in essentie op gericht om onwenselijk gedrag te voorkomen. In een beleidsdicht land als Nederland kan er met een opstapeling van beleid (en het gebonden zijn aan beleid als overheidsorganisatie) gesignaleerd worden dat burgers eigenlijk niet geschikt zijn om op niveau mee te doen.
Tot slot, kan het probleem met zelfvertrouwen opgelost worden door participatieprocessen toegankelijker en laagdrempeliger te maken—en hier lijkt relatief veel aandacht voor te zijn. Maar ook voor zelfvertrouwen kunnen gewenning en ervaring juist helpen.[6] Na een eerste ervaring wordt de drempel van nature lager.
Uit ons onderzoek blijkt dat mensen de kans geven om een participatieve ervaring op te doen het belangrijkst is voor de toekomstige betrokkenheid. De ervaring hoeft niet groots en meeslepend te zijn, liever wel positief.
Dit project heeft financiering ontvangen van het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 van de Europese Unie onder subsidieovereenkomst nr. 962553. De volgende artikelen gaan over de rol van de media bij democratische vernieuwing. Hoe ziet die rol eruit volgens de media en kunnen de media bijdragen aan groter bewustzijn rondom democratische vernieuwing? Het laatste artikel gaat over de effecten van burgerbegrotingen: wat leren we van verschillende toegepaste vormen?
Voetnoten
[1] Meer over deze casus lezen?, zie: https://www.lincolninst.edu/publications/articles/participatory-budgeting-power-politics-porto-alegre.
[2] Meer over deze casus lezen?, zie: https://budgetparticipatif.paris.fr/bp/plugins/download/PB_in_Paris.pdf.
[3] Meer over hierover: https://www.socialevraagstukken.nl/als-bewoners-meebeslissen-over-verdeling-van-het-wijkbudget/.
[4] Op deelstaatniveau, in Baden-Württemberg bijvoorbeeld: https://www.baden-wuerttemberg.de/de/service/presse/pressemitteilung/pid/kuenftig-buergerforen-bei-wichtigen-gesetzentwuerfen.
[5] Ostrom, E. (2005). Policies that crowd out reciprocity and collective action. In Gintis, H., Bowles, S., Boyd, R. T., & Fehr, E. (Eds.), Moral sentiments and material interests: The foundations of cooperation in economic life (pp. 253-276). MIT press.
[6] Dit bleek ook uit veel casussen uit van Van Dalfsen, F., Wesseling, H. & Blok. S. N. (2021). Leren in Participatieland: slimme participatielessen uit de praktijk. Utrecht: Berenschot.
Geef een reactie