In het net uitgekomen boek Waarom ras er toe doet gaat de Brits-Ghanese journaliste Afua Hirsch op zoek naar haar meervoudige identiteit. Het is een soepel en met grote kennis van zaken geschreven boek over hoe wij naar huidskleur en naar onze (koloniale) geschiedenis kijken. Een van de vragen waarop Hirsch een antwoord geeft, is waarom het zo ongelofelijk ingewikkeld is om over ras, erfgoed en identiteit te praten.
Uit de zoektocht van Hirsch blijkt dat de koloniale geschiedenis van Groot-Brittannië diepe sporen heeft achtergelaten over hoe witte Britten naar zichzelf en naar immigranten kijken. Geboren als dochter van een uit Duitsland gevluchte Joodse vader en een op 12-jarige leeftijd uit Ghana naar Engeland geëmigreerde moeder, groeide Hirsch op in Wimbledon, een welvarende Londense buitenwijk. Pas toen ze ouder werd merkte ze dat ze steeds vaker te maken kreeg met subtiele vormen van racistisch en discriminerend gedrag.
‘Ik was niet op zoek naar ras, maar ras drong zich aan mij op: op de speelplaats, in de klas, op straat, in winkels,’ zo zegt Hirsch. Vanaf haar kindertijd wist ze al dat ze er anders uitzag, maar pas later ontdekte ze dat aan haar anders-zijn iets onwenselijks werd geassocieerd. En bleken veel inwoners zich in ingewikkelde bochten te wringen om het probleem van zwart zijn niet onder ogen te hoeven zien. ‘We willen post-raciaal zijn, maar in feite is de samenleving sterk raciaal georiënteerd,’ zo zegt ze. Dat dit denken diep zit werd haar pijnlijk duidelijk na het referendum over de Brexit. In de weken na het referendum bleek het aantal geweldsincidenten met een raciale of religieuze achtergrond enorm te zijn toegenomen. Er vielen zelfs twee doden. Ook het aantal gevallen van verbaal geweld en dreiging nam toe. Zo zei een taxichauffeur, er vanuit gaande dat ze geen Britse was, tegen haar: ‘Nu ga je zeker gauw terug naar je eigen land?’
Kleurenblindheid
Ondanks openlijke vormen van racisme is de huidige tijd volgens Hirsch toch vooral te typeren als een tijd van ‘racisme zonder racisten’ en ‘racisme met een glimlach’. Waarbij de meeste mensen, vooral witte mensen, doen alsof ze ‘kleurenblind’ zijn. En doen alsof kleur en ras niet bestaan. Onzichtbaar is. Maar juist in samenlevingen die (formeel) zeggen dat kleur en ras er niet toe doen, is sprake van diverse vormen van(onuitgesproken) racistisch en discriminerend gedrag.
Hirsch noemt in haar egodocument verschillende voorbeelden waarbij beleefde, vriendelijke mensen, vaak volstrekt ‘onbedoeld’ en met de beste bedoelingen, haar benaderen als iemand die geen kleur heeft.
‘Ook in Nederland is het op dit ‘multiculturalisme’ gebaseerde minderhedenbeleid door opeenvolgende regeringen afgeschaft’
Zo herinnert ze zich nog goed dat op haar veertiende een schoolvriendinnetje tegen haar zei: ‘Wees maar niet bang, Afua, wij zien jou niet als zwart.’ Haar andere vriendinnen vallen haar bij: vriendelijk, inschikkelijk, trots, afstand nemend dat ze van racisme konden worden beschuldigd. Hirsch beschouwde deze vorm van vriendelijkheid echter als een van haar meest traumatische jeugdervaringen. Het leerde haar namelijk dat zwart of gekleurd zijn geassocieerd werd met negatieve eigenschappen. En dat het daarom beter was om te doen alsof er helemaal geen gekleurde mensen bestaan.
De prijs daarvoor was groot. Als Britse met een Ghanese achtergrond, ook al was ze nooit in Ghana geweest en kende ze de cultuur niet, diende ze elke poging om haar erfgoed en geschiedenis te leren kennen op te geven. Ze heeft dit altijd onrechtvaardig gevonden. ‘De opmerking van mijn vriendinnen voelde, onder het mom dat ze mij een gunst verleenden, alsof ze mijn identiteit ontkenden’. Waarom kunnen identiteit en erfgoed niet worden erkend zonder dat dit gelijk het besef ondermijnt dat ze thuishoren in Groot-Brittannië, dat per slot van rekening ook hun land is,’ zo vraagt Hirsch zich af.
Multiculturalisme
In tal van landen is sprake van een multiculturele samenleving waarin mensen van verschillende culturen en achtergronden vreedzaam met elkaar samenleven. Ook Groot-Brittannië is als zodanig te bestempelen. Toch wordt er al jaren door politici en opiniemakers geroepen dat de multiculturele samenleving is mislukt. Hirsch spreekt in haar boek overigens geen enkele keer over een ‘multiculturele samenleving’. Ze heeft het consequent, en mijn inziens terecht, over ‘multiculturalisme’. Dat is een opvatting, een ideologie zo u wilt, die er vanuit gaat dat minderheden hun eigen etnische, religieuze en culturele identiteit kunnen behouden en waarvan de expressie in specifieke gemeenschappen wordt getolereerd.
Als politiek instrument kwam ‘multiculturalisme’ volgens Hirsch neer op het subsidiëren van activiteiten en het beschikbaar stellen van faciliteiten die aparte gemeenschappen tot gevolg had-den en die de bevolking langs raciale lijnen gescheiden hield. Waarbij van enige vorm van ‘integratie’ geen sprake was. Dit ‘harde’ multiculturalisme heeft geen voorstanders meer en is in geheel Europa zo goed als verdwenen.
Ook in Nederland is het op dit ‘multiculturalisme’ gebaseerde minderhedenbeleid door opeenvolgende regeringen afgeschaft. En is de strijd tegen ‘multiculturalisme’ tegelijkertijd ver-schoven naar een strijd tegen de ‘multiculturele samenleving’. En dan gaat het fout. Van immigranten wordt eigenlijk geen ‘integratie’ verwacht, maar ‘assimilatie’. Gaat het niet meer om ‘integratie’, waarbij ‘bestaande’ en ‘nieuwe’ culturen naar elkaar toegroeien, maar om het accepteren van een monoculturele kijk op de wereld. Er wordt van immigranten en hun nakomelingen verwacht dat zij het multi-etnische en multiculturele karakter van hun identiteit verloochenen. Juist deze verwachting is volgens Hirsch de bron van veel ellende en leed.
Wit sentiment
Dat immigranten en hun nakomelingen als gevolg van het onder de oppervlakte levende sentiment raciaal en economisch worden uitgesloten heeft volgens Hirsch alles te maken hoe Britten naar zichzelf kijken. Sprake is van een diepgeworteld beeld dat ‘inheemse’ Britten in feite een wit ras zijn, met een smetteloze cultuur die al sinds mensenheugenis bestaat. Was dat niet zo, dan zou het debat rond immigratie misschien wel eens op veel rationelere manier kunnen zijn gevoerd. ‘Op basis van economische noodzaak, publieke middelen, historische feiten en geopolitieke realiteit,’ aldus Hirsch. Als gevolg van het niet uitgesproken beeld dat ‘inheemse Britten’ een wit ras zijn, hebben we volgens Hirsch te maken met een ‘emotioneel en emotionerend verhaal over dreiging en invasie, met ondertonen die even oud en mondiaal zijn als Groot-Brittannië zelf: de beschaafde, witte natie tegenover zwarte, bruine, islamitische, oosterse en Afrikaanse hordes’.
In Nederland gaat het debat op een vergelijkbare manier en hebben immigranten en hun nakomelingen op dezelfde manier te maken met subtiele vormen van racisme en uitsluiting als waar Hirsch en haar familie mee te maken heeft. ‘Het feit dat ik van gemengde afkomst ben heb ik niet opgezocht, het heeft zich aan mij opgedrongen,’ zegt Hirsch meermalen in haar boek, ‘omdat ik vanaf mijn geboorte door de Britse samenleving als anders wordt aangemerkt’.
Geen weg terug
Hirsch’ boek is een verademing. Zeer toegankelijk weet zij de vinger op de zere plek te leggen. Een postraciale toekomst is volgens haar pas te bereiken als we iets doen met het feit dat ras nog steeds een grote rol speelt. Zowel immigranten als de oorspronkelijke (witte) bevolking dienen hun verleden onder ogen te zien en te accepteren dat diverse identiteiten mogelijk zijn. Ghana zal, zoals Hirsch het zegt, altijd een deel vormen van wie ik ben. ‘Maar mijn bestemming ligt vooral hier, in de samenleving die ik ken, met alle fouten en kansen die haar eigen zijn’. Een weg terug is er niet. Het accepteren van het multi-etnisch en multi-culturele karakter van de samenleving is daarvoor een eerste vereiste.
Afua Hirsch, ‘Waarom ras ertoe doet. De verholen waarheid over identiteit’, Atlas Contact, 376 pagina’s, 2018
Geef een reactie