Zowel de electorale als de niet-electorale pijler van de democratische rechtsstaat is van levensbelang, maar beide vertonen gebreken en de verhouding tussen de twee is niet in balans. Dat schrijft Ruud Koole in Twee pijlers; het wankele evenwicht in de democratische rechtsstaat, hier besproken door Robbert Coops.
Politicoloog Ruud Koole, PvdA-lid van de Eerste Kamer, gezaghebbend publicist, emeritus-hoogleraar politieke wetenschappen en onder meer lid van de Staatscommissie parlementair stelsel, weet de lezer te boeien met zijn nieuwe boek waarin hij de twee pijlers van onze democratische rechtsstaat ontrafelt. En van kritisch commentaar voorziet. Want ondanks hun lange (historische) staat van dienst zijn er forse haarscheuren ontstaan in zowel de electorale pijler – waarin politieke partijen, parlement en regering handelen op basis van een kiezersmandaat – en de niet-electorale pijler, waarin rechtelijke macht, centrale banken en onafhankelijke bestuursorganen besluiten nemen die veel mensen raken. De verhouding tussen die twee pijlers is hier en daar stevig uit balans. Voortdurende reparaties zijn dan ook aan de orde. Zwakheden in de ene pijler kunnen echter niet zomaar gecompenseerd worden door versterking van de andere pijler, zoals onder andere de privatisering van sommige overheidsdiensten heeft bewezen. Daar komt bij dat de samenleving verandert en veeleisender is geworden, waardoor een evenwicht steeds opnieuw zal moeten worden uitgevonden.
Trends
Koole beschrijft in zijn boek – vooral ook vanuit historisch perspectief – hoe en waarom de democratische rechtsstaat zich heeft weten te vormen. Niet alleen in ons land met een stabiel politiek stelsel en een gemengde staatsvorm, maar ook daarbuiten is dat proces nog gaande in verschillende tempi en variaties. Toch zijn er – zeker in Europees verband – trends, zoals de opkomst van populistische politieke partijen en een onder druk staande positie van volksvertegenwoordigers, die vrijwel overal voorkomen.
‘Effectieve controle vereist vooral kundige en vasthoudende Eerste en Tweede Kamerleden’
Als reactie op de gevestigde orde – ‘één pot nat’ – bestaat veel kritiek. Dat geldt ook voor de vorming van kabinetten die tot nogal kleurloze coalities leidde. Het is een sluipend proces van gouvernementalisering, waarin de dominantie van de politieke leiders van de coalitie- en oppositiepartijen bepalend is en schijnbaar steeds bepalender wordt. Een herkenbaar, actueel beeld met de moeizame vorming van een nieuw kabinet met een dichtgetimmerd regeerakkoord al dan niet op hoofdlijnen. ‘In een parlementair stelsel waarin de vertrouwensregel geldt, is een sterke band tussen de regering en de parlementaire meerderheid niet alleen onontkoombaar, zij is vanuit democratisch oogpunt ook tot op zekere hoogte wenselijk’. Maar parlementaire controle op de politieke uitkomst van het akkoord, controle op de kwaliteit en doelmatigheid van wetgeving die eruit voortvloeit, controle op de uitvoerbaarheid en uitvoering van de uitgewerkte voorstellen, controle op de verenigbaarheid met de Grondwet en internationale verdragen is zelfs dan mogelijk en uiterst noodzakelijk, zoals de Toeslagenaffaire mede door toedoen van CDA-politicus Pieter Omtzigt heeft bewezen. Effectieve controle vereist vooral kundige en vasthoudende Eerste en Tweede Kamerleden, die open willen staan voor geluiden en opvattingen vanuit de samenleving, maar ook weerstand bieden aan de meest luidruchtige groepen die zich vooral via sociale media manifesteren.
Urgenda
Ook in de niet-electorale pijler is van alles gaande, zoals bij de rechtelijke macht, die steeds indringender wordt betrokken bij bestuurlijke en maatschappelijke conflicten en daardoor in een spagaat wordt gedwongen. ‘Rechterlijke tegenmacht in concrete gevallen is heilzaam voor de rechtsstaat. Maar van de rechterlijke macht kan en mag niet worden verwacht dat zij maatschappelijke problemen oplost die bij uitstek een politieke afweging vergen. Daar is zij niet toe uitgerust, daar heeft zij het mandaat niet voor en dat zou haar gezag uiteindelijk ondermijnen’. Maar toch gebeurt het, zoals in de befaamde Urgenda-zaak, waarin de uitvoering van het Parijse klimaatakkoord werd geëist.
Ook in ander verband vinden verschuivingen plaats die ten koste gaan van de democratische macht, zoals bij het overdragen van overheidstaken en –verantwoordelijkheden aan andere, technocratische instellingen. Regeren voor het volk komt zo steeds meer in de plaats van regeren door het volk, zeker wanneer dergelijke onafhankelijke overheidsinstituties worden belast met toezichthoudende en regelgevende taken.
Restauratie van de rechtsstaat
De moordaanslagen op Peter R. de Vries en advocaat Derk Wiersum leidden tot veel gelijkluidende en forse reacties. Er was/is sprake van een aanslag op de samenleving, op de rechtsstaat. Verschrikkelijke gebeurtenissen die roepen om maatregelen. Maar afgezien daarvan, ook de restauratie van de fundamenten van ‘onze’ democratische rechtsstaat is hoogstnoodzakelijk. ‘De laatste decennia manifesteert zich een ontwikkeling naar minder invloed van de kiezers. Binnen de electorale pijler, die in Nederland over het algemeen nog redelijk functioneert, al zijn er zorgpunten, verschuift steeds meer macht van volksvertegenwoordigers naar bestuurders. In een noodsituatie kan dat tijdelijk tot op zekere hoogte gewenst zijn, maar het is problematisch wanneer het structureel plaatsvindt. En tussen de beide pijlers voltrekt zich door nationale en internationale (met name Europese) ontwikkelingen een aardverschuiving ten gunste van overheidsinstituties die niet, of hoogstens indirect zijn gebaseerd op een kiezersmandaat: de niet-electorale pijler’, zo waarschuwt Kools in zijn slotbeschouwing. Een gevaarlijke ontwikkeling!
*Ruud Koole (2021), Twee pijlers; het wankele evenwicht in de democratische rechtsstaat, 338 blz., ISBN 978-9044-644-82-1, Prometheus, Amsterdam
Geef een reactie