Wat fijn, even onder elkaar. We doen het best aardig, toch, jij en ik en de buurman? We gooien geen blikjes op straat. We betalen belasting. We doen vergeten fietslampjes uit in de fietsenstalling. We zitten in de MR van school, helpen bij de scouting en we doen mee aan de schoonmaakactie in onze buurt. We zorgen. Voor elkaars kinderen, voor een mooi park. We zijn lekker bezig daar, op ons trapveldje van de alledaagse democratie.
Wij netwerkende burgers organiseren ons razendsnel en we laten ons al lang niet meer te veel gelegen liggen aan klassieke instituties. Vakbonden, woningcorporaties, toezichthoudende instanties, politieke partijen, omroepen, de gemeenteraad: we benutten de instituties als ze ons helpen ons leven goed te leven. En zo niet? Dan zoeken we wel een andere vorm. Panna! De vraag is alleen: wanneer het in die netwerkende lokale gemeenschap democratisch ingewikkeld wordt, en het gaat over of iets al dan niet in het algemeen belang is, hoe organiseren we dan een goed democratisch proces om daar achter te komen?
‘Ongetraind als we zijn, gaan we democratische blessures oplopen’
Gek genoeg weten we dat niet precies. We spelen in die alledaagse democratie een spel met oude, waardevolle spelregels. Maar wat die regels nou precies zijn? Veel blijft er impliciet. We pingelen wat, en als het mis gaat, vragen we de overheid – soms een bestuurder, soms de politiek maar ook steeds vaker de rechter – om het weer van ons over te nemen en voor ons te bepalen wat dat is: het algemeen belang.
De plek waar wij burgerschap opnieuw uitvinden, is nauwelijks op die democratische trapveldjes. Ons burgerschap beleggen wij in de Kamer, de Staten en de Raadszaal. De sportschool van de democratie. En foei, wat zijn die politici daar sterk geworden. Geen wonder dat ze ons, burgers, democratisch gezien, niet meer zien staan. Wij daar buiten. Met onze sneue kipfiletjes. We missen democratische kracht. En ondertussen gaat het niet overal even goed.
Er zijn grote democratische tekorten in de samenleving. Mensen die niet meedoen, niet meepraten, geld dat vreemd stroomt, belangen die niet meegewogen worden, macht zonder tegenmacht, vreemde argumentaties, informatie die niet gedeeld wordt, gebrek aan legitimiteit. We willen het anders, beter. Maar dat het ons dan gaat om het nastreven van democratische waarden als inclusie, transparantie, proportionaliteit, vrijheid van meningsuiting, deliberatie, invloed en burgermacht? We voelen aan ons water dat het ‘zoiets’ moet zijn, maar we missen de woorden – en we missen dus trefzekere sturing erop. Trefzekere burgerinvloed op ons democratische systeem. Veel van de democratische vernieuwing gaat over de overheid. Nieuwe, glimmende instrumenten in de democratische sportschool. Veel burgers verlengen het abonnement op die sportschool, elke vier jaar. Maar komen er nooit. En nu vragen ‘zij van de overheid en de politiek’ aan ons: loop je met ons even een marathon. De marathon van meedenken over begrotingen, over grote verantwoordelijkheden, right to challenge, het zelf organiseren. Ongetraind als we zijn, gaan we democratische blessures oplopen. Want we hebben nog geen soepel draaiend democratisch alternatief voor de klassieke instituties die ons niet meer passen.
Dat is niet per se erg, zo lang we maar voor ogen hebben wat we nodig hebben op onze trapveldjes. En wat het is om burger te zijn. Burger in de zin van: bouwer aan ons eigen democratische systeem. Een passend systeem om de belangentegenstellingen in onze samenleving te verduren en zo af en toe te overbruggen. Jij, ik en de buurman, wij mensen kunnen dat. Nu wij burgers nog.
Geef een reactie