De recente geschiedenis van België kenmerkt zich door terreur van ongekende omvang en diversiteit. Paul Ponsaers brengt de gebeurtenissen van de afgelopen decennia in België zorgvuldig en gedetailleerd in beeld, vindt Lex Cachet. In een tijd van polarisatie en oplevend populisme kan Nederland bovendien het nodige leren van de Belgische geschiedenis.
Door de eeuwen heen is het huidige België het slagveld bij uitstek geweest voor andere Europese landen en machten om hun conflicten gewelddadig uit te vechten. Dat gold lang geleden al voor het Franse koningshuis en de Duitse Habsburgers. Recenter was België één van de belangrijkste slagvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog. En ook de Tweede Wereldoorlog ging niet ongemerkt aan het land voorbij. Na 1945 lijkt ‘slagveld België’ een andere invulling te hebben gekregen. Sindsdien waren het in belangrijke mate interne Belgische conflicten die in het land werden uitgevochten. De naoorlogse Koningskwestie, de taalstrijd en de bredere tegenstelling tussen Vlaanderen en Wallonië speelden daarbij zeker een rol. Daarnaast kreeg België, als veel andere West-Europese landen, ook te maken met elders wortelende terreurbewegingen die een deel van hun strijd op Belgisch grondgebied meenden te moeten voeren.
Unieke casus
België laat sinds de Tweede Wereldoorlog een welhaast caleidoscopisch beeld zien van inheems extreemlinks en extreemrechts terrorisme in combinatie met geïmporteerd politiek geweld, tegenwoordig vooral van Palestijnse respectievelijk extreem Islamitische origine. Hoewel andere West-Europese landen daar ook incidenteel mee te maken hebben gehad, lijkt België toch wel een unieke casus. Zeker vergeleken met Nederland – maar waarschijnlijk ook vergeleken met veel andere West-Europese landen – is de terreur in België van een ongekende omvang en diversiteit. In een nieuw boek brengt Paul Ponsaers zorgvuldig en gedetailleerd in beeld wat zich in België de afgelopen decennia allemaal voordeed[1]. Ponsaers schreef eerder vergelijkbare boeken over de achtergrond van de grote Jihadistische aanslagen in België en over de nog altijd onopgeloste terreur van de bende van Nijvel.
‘Kenmerkend voor terrorisme is dat gewelddadige acties worden ondernomen met het oogmerk politieke verandering te bewerkstelligen’
Ponsaers maakt zorgvuldig onderscheid tussen terrorisme en radicalisering. Over radicaal gedachtengoed an sich gaat zijn boek niet. Kenmerkend voor terrorisme is dat gewelddadige acties worden ondernomen met het oogmerk politieke verandering te bewerkstelligen. Dat onderscheidt terroristisch geweld ook van gewone criminaliteit: terroristen plegen hun gewelddadige acties met een publiek doel voor ogen (p.16). Terroristen willen macht verwerven.
Diverse criminaliteit
Dit boek over terrorisme is als het ware het derde deel van een drieluik. Samenhang met de andere delen van het drieluik is er zeker. Sommige plegers van rechts-extremistisch geweld worden ook in verband gebracht met aanslagen van de bende van Nijvel. Her en der lijken rechtse of linkse extremisten over te lopen naar bewegingen aan de andere kant van het spectrum; mogelijk (soms) als informanten of undercover-agenten.
‘De schotten tussen gewone criminaliteit, terroristisch geweld en geweld gepleegd door verwarde personen blijken flinterdun’
Soms lijkt extreem-links ruimte te krijgen zijn acties voort te zetten en gebruikt te worden om op die manier een rechtse tegenreactie in de kaart te spelen (p.276). Opvallend is ook hoe vaak in het rechts-extremistische milieu (voormalige) militairen, politiemensen of medewerkers van inlichtingen- en veiligheidsdiensten actief zijn.
De schotten tussen ‘gewone’ criminaliteit, terroristisch geweld – om het even of het politiek of religieus geïnspireerd is – en geweld gepleegd door verwarde personen blijken flinterdun. Sommige plegers van gewelddaden passen in alle drie de categorieën. En zelfs de schotten tussen de plegers van terreur en de bestrijders ervan blijken in België dus soms niet of nauwelijks te bestaan.
Omvang, diversiteit en dergelijke verwevenheden maken het buitengewoon lastig het terrorisme in België te overzien en er greep op te krijgen. Dat laatste – controle – is de Belgische diensten en de rechtspraak dan ook niet of nauwelijks gelukt. De nog altijd onopgeloste ‘bende’ moorden vormen wat dat betreft wel het absolute dieptepunt. Maar ook veel ander terroristisch geweld is in ieder geval niet verijdeld. In veel gevallen is het ook (deels) onopgelost gebleven en in veel gevallen is het dus ook onbestraft gebleven. Paul Ponsaers heeft in dit boek – en de beide voorgaande – vooral meer inzicht willen geven in het fenomeen terrorisme. Dat is hem in veel opzichten ook gelukt. Maar zelfs hij heeft het raadsel van de Bende van Nijvel niet voor eens en voor altijd weten op te lossen.
Boeiend en verontrustend
In dit boek zijn er minder losse einden dan in Loden Jaren: veel wordt in beeld gebracht en inzichtelijk gemaakt. Maar ook hier loopt de auteur – zijn gedetailleerde en diepgravende analyses ten spijt – soms toch tegen de grenzen aan van wat we weten. Net als de rechtspraak en vaste parlementaire onderzoekscommissies op dit terrein heeft ook Ponsaers niet op alle vragen een antwoord. Dat is allerminst een schande. In Nederland hebben we niet eens de weinige (linkse) terreuraanslagen van binnenuit – zoals die van RaRa – bevredigend kunnen oplossen.
Het grote verschil tussen Nederland en België betreft drie aspecten. Allereerst heeft Nederland van binnenuit wel enige terreur gekend (vooral linkse, nauwelijks rechtse) maar veel minder en veel minder divers. Qua geïmporteerd terrorisme (o.a. RAF, ETA, Rode Brigades, Palestijnen; later Islamitische terreur als IS) lijken de landen wat meer op elkaar; zeker in de jaren ’70 en ’80. Dan is er de vervlechting tussen leger, politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten enerzijds en extremisme en terroristisch geweld, die in België voortdurend doorschemert. In Nederland kennen we dat niet of niet op die schaal. Voor zover er in Nederland in de sfeer van opsporing, inlichtingen en repressie zaken fout gaan is dat veel meer crimineel geïnspireerd (omkoping en corruptie) dan politiek of religieus extremistisch. En tenslotte moet, helaas, de conclusie luiden dat opsporing en vervolging in België weinig effectief zijn (geweest). Broodnodige reorganisaties van apparaten zijn of laat op gang gekomen (politie) of tot op de dag van vandaag uitgebleven (justitie). Ook dit boek leert de Nederlandse lezer dus weer dat de verschillen tussen Nederland en België groter zijn dan op het eerste gezicht lijkt.
‘Een zwakke en in zichzelf verdeelde staat is slecht opgewassen tegen bedreigingen van binnenuit’
Interessant is ook Ponsaers analyse van de verschillende relaties die links- en rechts-extremisme met de staat hebben. Kort samengevat: links extremisme is vaak uit op omverwerping van de huidige staat en de achterliggende machtsverhoudingen. Rechts daarentegen lijkt juist op te komen voor die staat – bijvoorbeeld in de vorm van actieve milities – maar ondermijnt uiteindelijk toch (als ze de kans krijgt) de bestaande democratische rechtsstaat ten gunste van een autoritaire en autocratische staat (p. 270 – 273).
Dit boeiende en zinvolle boek is tegelijkertijd ook een verontrustend boek. Het laat allereerst zien tot wat voor ongekende wandaden mensen soms te bewegen zijn onder invloed van extreem politiek of religieus gedachtengoed. Meestal zijn het maar weinigen die voor die verleiding bezwijken. Maar ze richten vaak wel enorme persoonlijke en maatschappelijke schade aan. Het boek laat ook zien hoezeer een zwakke en in zichzelf verdeelde staat, als de Belgische in de eerste decennia na WOII, slecht opgewassen was tegen bedreigingen van binnenuit. In deze tijd van politieke versplintering en geringe bestuurskracht, oplevend populisme en herlevend rechtsextremisme is dat een boodschap die we, liefst snel en drastisch, ter harte zouden moeten nemen. Ook in Nederland.
Bibliografie
[1] Paul Ponsaers, Terrorisme in België. Polarisering en politiek geweld. Oud Turnhout: Gompel & Svacina, 2020. 326 blz.
Geef een reactie