De vluchtelingencrisis, de Eurocrisis, het referendum in Nederland over het associatieverdrag met Oekraïne en het in or out-referendum in het Verenigd Koninkrijk… Het zijn recente voorbeelden van crises en gebeurtenissen die duiden op een toenemende politisering van Europese integratie, zowel in Brussel als op nationaal niveau.
De bestuurskundige en politicologische literatuur is natuurlijk niet blind voor deze ontwikkelingen. Verschillende auteurs stellen dat politisering bestaat uit de zichtbaarheid van conflict, het aantal actoren waartussen het conflict ontstaat en de intensiteit van het conflict tussen deze actoren (zie voor overzichten van deze literatuur De Wilde 2011; Hutter en Grande 2014). Anderen spreken in deze context van een overgang van een permissive consensus naar een constraining dissensus (Hooghe en Marks 2009).
‘Tegenwoordig zijn burgers meer en meer uitgesproken voor- of tegenstanders van Europese integratie’
Burgers in de lidstaten vonden de verdieping en verbreding van Europese integratie tussen lidstaten lange tijd een ver-van-hun-bed-show waar zij vrede mee hadden. Tegenwoordig zijn deze burgers meer en meer uitgesproken voor- of tegenstanders van Europese integratie en laten dit ook blijken in kranten en op sociale media. Het is vervolgens de taak van politici en ambtenaren op het niveau van de Europese Unie en op nationaal niveau om respectievelijk het enthousiasme of de onvrede om te zetten in beleid, al dan niet resulterend in meer of minder overdracht van bevoegdheden van het nationale naar het Europese niveau.
Voorbij
De drijvende krachten achter de politisering van Europese integratie in het publieke debat zijn volgens Hutter en Grande in een recent uitgekomen artikel (2016) de momenten waarop bevoegdheden worden overgedragen van het nationale naar het Europese niveau via intergouvernmentele conferenties (bijvoorbeeld ‘Maastricht’, ‘Amsterdam’, ‘Nice’) en vooral wanneer in lidstaten referenda worden georganiseerd over Europese aangelegenheden. Dit zijn momenten waarop de Europese Unie volop in de aandacht staat en meningen worden gedeeld in de publieke sfeer. De nieuwe bundel Van Aanvallen! Naar verdedigen? (2015) van Hans Vollaard, Jan van der Harst en Gerrit Voerman laat zien dat het in Nederland genuanceerder ligt. Het referendum over de Europese grondwet in 2005 signaleerde slechts dat de permissive consensus in Nederland definitief voorbij was. De veranderingen in de houding van de Nederlandse bevolking ten opzichte van Europese integratie hadden zich echter al vóór 2005 voltrokken.
Onmisbaar
Buiten focusing events als referenda en intergouvernmentele conferenties zijn er maar weinig momenten gerelateerd aan het dagelijkse besluitvormingsproces op EU-niveau die veel politisering op nationaal niveau lijken te veroorzaken. Het weinige onderzoek dat gedaan is naar politisering van het EU-wetgevingsproces wijst op enkele uitzonderingen: de dienstenrichtlijn (Miklin 2014) en richtlijnen en verordeningen als antwoord op de Eurocrisis (Auel en Hoing 2015). Deze voorstellen voor Europese wetgeving zijn uitgebreid besproken in nationale parlementen, zowel in plenaire debatten als in commissie vergaderingen, en trokken ook de aandacht van nationale media.
Echter, ongeveer 80 procent van de voorgestelde richtlijnen krijgt nog steeds nauwelijks aandacht op nationaal niveau. Een van de redenen hiervoor zou kunnen zijn dat onderhandelingen over wetgeving op EU-niveau steeds vaker via informele overleggen tussen de Europese Commissie, Europees Parlement en Raad van Ministers plaatsvinden. Deze informele overleggen worden door de betrokken instituties als onmisbaar gezien voor het bereiken van een goed onderhandelingsresultaat, maar ondermijnen tegelijkertijd de mogelijkheden voor nationale parlementen en media om dit proces te kunnen controleren en burgers erover te informeren (De Ruiter 2013).
Referenties
Auel, K. en Hoing, O. (2015) ‘National Parliaments and the Eurozone Crisis: Taking Ownership in Difficult Times’, West European Politics 28(2): 375-395.
De Ruiter, R. (2013) ‘Under the radar? National parliaments and the ordinary legislative procedure in the European Union’, Journal of European Public Policy 20(8): 1196-1212.
De Wilde, P. (2011) ‘No Polity for Old Politics? A Framework for Analyzing the Politicization of European Integration’, Journal of European Integration 33(5): 559–75.
Grande, E. and Hutter, S. (2016) ‘Beyond authority transfer: explaining the politicization of Europe’, West European Politics 39(1): 23-43.
Hooghe, L. and Marks, G. (2009) ‘A Postfunctionalist Theory of European Integration: From
Permissive Consensus to Constraining Dissensus’. British Journal of Politic Science, 39(1): pp. 1–23.
Hutter, S. and Grande, E. (2014) ‘Politicizing Europe in the National Electoral Arena: A Comparative Analysis of Five West European Countries, 1970-2010’, Journal of Common Market Studies 52(5): 1002-1018.
Kröger, S. and Bellamy, R.(eds.) (2016) ‘National parliaments and the politicization of European Integration’, Comparative European Politics 14, doi:10.1057/cep.2015.39.
Miklin, E. (2014) ‘EU politicization and national parliaments: visibility of choices and better aligned Ministers?’, The Journal of Legislative Studies 20(1): 78-92.
Vollaard, H., Van der Harst, J. en Voerman, G. (eds.) (2015) Van Aanvallen! Naar Verdedigen? De opstelling van Nederland ten aanzien van Europese integratie, 1945-2015. Boom: Den Haag.
Geef een reactie